Architectuur van de tuinen

“Maar het bijzondere in het bouwplan van Van Loghem is toch wel, dat de langgerekte huizenrijen gegroepeerd zijn rond vier omvangrijke, parkachtige tuinen die voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn. De privé-tuintjes van de afzonderlijke woningen zijn daarentegen nogal klein. Het is echter het een of het ander: saamhorigheid of eigenbelang.”
(uit: Barend Chapon, 2001, Wim de Wagt)
 
Landelijk karakter
In de door J.B. van Loghem in 1920 ontworpen stedenbouwkundige opzet van Tuinwijk-Zuid zijn ook de tuinen opgenomen. In het oorspronkelijke verkavelingplan van L.A. Springer uit 1900, is voorzien in kavels voor de vrijstaande villa's en kavels voor huizen met 2-of meer woningen onder een kap. Omdat in de visie van Springer de woningen in een park zouden komen te staan, is er dan ook veel ruimte geprojecteerd voor wat men tegenwoordig groenvoorzieningen noemt. De verkaveling voor de villa's liet vanzelfsprekend veel ruimte voor een rondom gesitueerde tuin, voor de behuizing van het andere type woningen projecteerde Springer ruime (diepe) achtertuinen. Hierdoor blijft het geheel het ruimtelijke en landelijke karakter houden van een park.
 
Semi-toegankelijke binnentuin
In het oorspronkelijke plan van Springer zou de Oosterhoutlaan op de Scheltemakade aansluiten en de Zonnelaan zou een kortere, meer gebogen laan zijn geweest. De Zonnelaan zou de Tuinwijklaan kruisen, halverwege waar zich thans de poorten bevinden en vervolgens op de Churchilllaan uitgekomen zou zijn. Van deze laan is in feite het pad dat van Zonnelaan naar Churchillaan via de poorten loopt afgeleid. Nu er in feite een laan werd opgeheven werden de percelen tussen de latere Zonnelaan en Tuinwijklaan, groter. Dit bood mogelijkheden om de ruimte tussen de lanen anders te besteden. Het karakter van een park keerde op een kleinschalige wijze terug, door semi-toegankelijke tuinen binnen vrijwel gesloten woningblokken. Van Loghem realiseerde deze opzet door de aaneengesloten woningen dichter naar de straatweg toe te projecteren, waardoor aan de achterzijde van de woning meer tuinruimte aan de toch al ruim bemeten kavels zou ontstaan. Vervolgens deelde hij de ruimte achter de woningen opnieuw in. Het resterende deel werd samengevoegd tot een centrale, gemeenschappelijke ‘binnentuin’, semi-toegangelijk, bereikbaar via het woonblok of via poorten.
 
Functioneel omgekeerd
Ook de woningen zelf werden, wat betreft de Tuinwijklaan en de Zonnelaan, functioneel gezien 'omgekeerd'. Wat zich normaalgesproken aan de achterzijde van de woning bevindt, (leveranciersingang, keuken, privaat, kolenhok, berging) kwam nu aan de straatkant te liggen. Van Loghem was hierin een pionier, al werd er in de tijd van de oplevering met gemengde gevoelens op gereageerd.
Dit heeft consequenties, ook voor de vormgeving van de architectuur. De straatzijde van de woningen is meer functioneel gericht op in- en uitgaand verkeer. De tuinzijde is meer op ontspanning, rust en contemplatie, met de binnentuin als ‘sociaal bindend element’ op gemeenschappelijkheid gericht. De tuingevels kregen van Van Loghem daarmee een andere aandacht dan gebruikelijk, ook vanuit de gemeenschappelijke tuin was immers sprake van een aangezicht. De gevels aan de tuinzijde zouden dan ook op zijn minst een zekere ‘waardigheid’ moeten kunnen weerspiegelen. In die zin is Tuinwijk-Zuid te beschouwen als een grootschaliger opzet van het stedelijke model van het ‘Hofje’.
 
Harmonie van verschillende sferen
Van Loghem heeft Tuinwijk-Zuid opgezet als een geheel, waarbij architectuur en omgeving elkaar in harmonie versterken. In de opzet van de ruimte rond de woningen heeft de architect een ‘harmonie’ van verschillende sferen ontworpen, die enigszins trapsgewijs in elkaar overgaan. Uitgaande van de woning met de persoonlijke sfeer, is daarnaast de tuin aan de achterzijde van de woning, vervolgens de binnentuin in gemeenschappelijke sfeer en vervolgens de sfeer aan de straatzijde met toegangswegen, drukte en levendigheid. Die levendige sfeer werd op afstand gehouden door voortuinen en – in de Tuinwijklaan en Zonnelaan - met twee hekdeeltjes afgeschermde pad naar het gemeenschappelijk portiek. Aan de Spaarnelaan werden de woningen in mindere mate ‘omgekeerd’. De sfeer tussen straat en woning is traditioneel, met ruime voortuin, zonder gemeenschappelijke toegangsroute naar de woning en met een luifel boven de voordeur.
 
De tuinstadgedachte
In Engeland ontstond aan het eind van de 19e eeuw het ideaal om, als reactie op de erbarmelijke woonsituatie waarin gezinnen in woonkazernes leefden, in het vervolg kleinere zelfstandige wooneenheden in een natuurrijke omgeving te situeren. Daarbij werd architectuur niet alleen de functie van huisvesting toebedeeld, maar ook iets dat tot een gezonder en gelukkiger levensperspectief zou bijdragen, in combinatie met kunstnijverheid en andere kunstvormen.
 
Van Loghem heeft zich laten inspireren door de ideeën van de voorvechters van het Tuinstadideaal. Belangrijke voorvechters van dit ideaal waren Ebenezer Howard en William Morris. Hierover is bijzonder veel te melden. Bijgaande links helpen u op weg naar uitgebreide informatie.